In Nederland mag je niet zomaar op een golfbaan spelen. Sommige mensen denken dat dit een elitaire reden heeft, maar dat is zeker niet zo! Voor de veiligheid van iedereen, het behoud van de baan én de doorstroming in de baan, is het goed dat er enkele regels zijn. In de golfsport heet dat in eerste instantie: baanpermissie.
Als je start met golf, heb je handicap 56. Daarmee mag je in Best bijvoorbeeld op de kleine baan spelen. Wil je de grote baan op, of ergens anders spelen, dan heb je baanpermissie nodig. Baanpermissie staat gelijk aan handicap 54.
Het voorbereidingstraject naar baanpermissie bestaat uit een praktijkgedeelte en een theoriegedeelte.
Het praktijkgedeelte omvat lessen op basis waarvan de pro’s bepalen of een
jeugdlid mag ‘voorspelen’. Dit voorspelen bestaat uit een gescoorde trainingsronde onder leiding van een pro, dan wel een officiële wedstrijd in het kader van een, al dan niet interne, competitie, onder leiding van een onafhankelijke begeleider.
De maximale score van een 9 holes ronde op de kleine baan bedraagt 36 slagen, waarbij de slechtste hole mag worden weggestreept. De pro’s administreren de vorderingen en rapporteren de namen van de geslaagden naar de verantwoordelijke voor het theoriegedeelte.
Het theoriegedeelte wordt in beginsel tweemaal per jaar aangeboden en omvat in principe, conform de eisen van de NGF, een 9-tal lessen van anderhalf uur. Het theoriegedeelte wordt verzorgd door een expert op het gebied van de golfregels. De lessencyclus wordt afgesloten met een kennistoets. De docent rapporteert de vorderingen en de geslaagden (voor zowel het theorie- als het praktijkgedeelte) aan de voorzitter van de Regel- en Handicap commissie, met het verzoek de handicap betreffende jeugdleden te muteren van hcp 56 naar hcp 54.
Vanaf dat moment mogen de jeugdleden Q-kaarten inleveren. Na wedstrijden is het verplicht om Q-kaarten in te voeren.